WAAROM KLASLOKALEN
VAN BEGIN 19E EEUW ZO HOOG ZIJN

Hij bekleedde diverse functies in het onderwijs, was schoolbestuurder en adviseerde Kamerleden van de PvdA: Martien Pieters. Duurzaamheid en energiebesparing speelden in zijn werk altijd een belangrijke rol. Zo ontdekte hij dat scholen vanaf de jaren 70 een steeds slechter binnenklimaat kregen. 


Hoe dat kwam? 

Pieters vertelt over zijn bevindingen.

Vergelijkbare schoolruimtes kunnen toch een totaal ander energieverbruik hebben. Hoe kwam je daarbij?

“Meten en vergelijken stond altijd centraal in mijn schooladvieswerk. Met energiebenchmark systemen kon ik aantonen dat vergelijkbare schoolruimtes in vierkante meters, toch een totaal ander energiegebruik konden hebben. Begin 2000 ging ik aan de slag met een principe van dynamisch benchmarken. Van 2009 tot 2012 ontwikkelde ik allerlei nieuwe systemen om het energiegebruik van scholen terug te dringen. Dat deed ik samen met Eneco en netbeheerders die inzicht kon geven in metingen van grootverbruikers. Met alleen analyses ben je er niet, ik ben gaan nadenken over oplossingen. Bijvoorbeeld door het ontwikkelen van een koppeling tussen bewegingssensoren en de aansturing van gemotoriseerde radiatorknoppen om het gasgebruik te verminderen. Dit op basis van energie besparingsmogelijkheden van het waterzijdig inregelen van cv-installaties.”

In scholen gebouwd vanaf de jaren 70 bleek dat problemen met het binnenklimaat in rap tempo toenamen. Wat was de oorzaak?

“Ik was deelnemer bij het programma Frisse Scholen en werd in 2006 getriggerd tijdens een presentatie bij Novem over scholen in de afgelopen decennia. Frappant was dat scholen tot de jaren 30 geen problemen met het binnenklimaat hadden, maar vanaf de jaren 70 de problemen in rap tempo toenamen. Leerprestaties gingen achteruit en het binnenklimaat werd slechter. Ik vroeg me af waarom schoolbestuurders aan het begin van de 19e eeuw bereid waren om extra geld te investeren in van die hoge leslokalen. Ik ben in de archieven gedoken en stuitte op een koninklijk besluit van 1883, ondertekend door nota bene Koning Willem III. Daarin stond dat openbare schoolruimtes in die jaren een hoogte moesten hebben van 4,50 meter. Ook beschikten ze over hooggeplaatste klapramen. Dit bleek goed voor de luchtkwaliteit in de klas. Elk lokaal kon op een slimme manier naar behoefte geventileerd worden en door de hoge plafonds ontstond een buffer. De belangrijke aanjager in de tijd van dit eerste bouwvoorschrift was Dr. Samuel Coronel, stadsarts van Amsterdam en eerste sociaal geneeskundige ter wereld. Hij geloofde in het belang van goede hygiëne en een goed binnenklimaat en speelde ook een belangrijke inhoudelijke rol bij de totstandkoming van het kinderwetje van Van Houten in 1874. De technische regels voor scholenbouw bleven formeel zo tot de nieuwe Model Bouwverordening (van de VNG) van kracht werd in de jaren 70. De overheid heeft toen naar mijn mening een historische fout gemaakt door een klaslokaal als verblijfsruimte te beschouwen en te dicteren dat een lokaalhoogte van 2,60 meter voldoende was. De goedkope bouw, lage plafonds en slechte ventilatie bleken een garantie voor een slecht klimaat.”

Hoe belangrijk is de rol van een goede vloer in de klas?

“In klaslokalen hoopt stof zich op veel plekken op. Denk aan computers met draden, radiatoren, planten en open kasten. Ventilatie en goed schoonmaken zijn daarom erg belangrijk. Dat begint bij het reinigen van de stoffilters, maar het is ook belangrijk om de vloer goed schoon te maken. Op dat vlak heeft Forbo met zijn antistatische en geluiddempende linoleumvloeren een enorme bijdrage geleverd. En bij de toiletten zijn met gebruik van linoleum ook de vieze geurtjes verdwenen. Zeker in vergelijking met de houten vloeren van vroeger is de introductie van Marmoleum een grote stap vooruit geweest. Dit zie je ook terug in de overtuigende marktleidende positie die Forbo in het onderwijs bekleedt.”

Hoe ziet jouw ideale schoolgebouw eruit?

“Dat begint bij natuurlijke ventilatie. Ik ben een fel tegenstander van mechanische ventilatie. Ramen moeten gewoon open kunnen want mensen willen vogels horen fluiten en na een les, als leerlingen uit het lokaal zijn, moet er frisse lucht naar binnen kunnen. Ook wil ik terug naar hogere gebouwen, het liefst weer met bovenramen. Geef architecten ook de ruimte voor praktische oplossingen. Een fraai voorbeeld is het Rijnlands Lyceum in Wassenaar, gebouwd in de jaren 20. Daar is de breedte van de gang aangepast op de verkeersdrukte. Dat betekent dat er aan het begin van de gang met veel klaslokalen veel verkeersruimte is. Het einde van de taps toelopende gang is smaller en telt nog maar twee klassen. Dat scheelt vierkante meters. Ik ben ook voorstander van duurzame scholen. Maar het blijft een uitdaging om tegelijk te zorgen voor een gezond en comfortabel binnenklimaat. Je kunt een gebouw wel potdicht maken, maar dan is extra ventilatiecapaciteit nodig. Bovendien willen leraren hun deuren en ramen open kunnen doen en dat is niet wenselijk met een gesloten systeem. Ik denk dat oplossingen als slimme vloerverwarming, verwarming via de muren en stralingspanelen de toekomst hebben. Geheel gasloze scholen zijn ook nog leuke uitdagingen!”

Wie is Martien Pieters?

Martien Pieters (1960) is landbouwkundig ingenieur uit Wageningen. Hij heeft zijn sporen verdiend in het onderwijs en kwam vaak in het nieuws. Zo streed hij als schoolbestuurder tegen het plan om in Nieuw-Vennep een brede school voor basisonderwijs te bouwen voor 2700 kinderen. Het zou een combinatie worden van drie basisscholen met zo’n zeventig leslokalen. Krantenkoppen spraken zelfs van ‘intensieve leerlinghouderij’. Het plan ging niet door, uiteindelijk kwamen er vier losse schoolcomplexen. Pieters expertise ligt daarnaast in wet- en regelgeving en subsidieaanvragen in het onderwijs. Inmiddels werkt hij als zelfstandig adviseur en is hij betrokken bij diverse projecten binnen en buiten het onderwijs.

Met dank aan Hartenlust Mavo in Bloemendaal